Verdienmogelijkheden (20): retail

Deze verdienmogelijkheid is aardig. Bij het toekennen van vergunningen om (nieuwe) winkelruimten te exploiteren moet de plicht worden verbonden een deel van die winkelruimte tegen kostprijs beschikbaar te stellen voor sociale functies. In de VS schijnen dergelijke voorwaardelijke ontwikkelrechten te bestaan.

In wezen gaat het hier om een verkapte belasting enerzijds en een verkapte subsidie anderzijds. Kleine winkeliers hiermee belasten in niet wenselijk dus blijven de grote vermogende ketens over die moeten betalen. Winkels lijken het gezien de op opkomst van internet winkelen sowieso moeilijker te krijgen. Er lijkt een trend zichtbaar waarin we met name grootschalige winkelactiviteiten (boulevards) zien op grotere terreinen buiten het stadscentrum. In de kernen blijft zo minder economisch draagvlak over voor genoemde belasting/subsidie.

Het idee om draagkrachtige retailers de stimuleren een bredere maatschappelijke rol op te pakken is zeker het onderzoeken waard.

 

Greco: the end of money (2)

The end of money

De investeringsbeslissing

We maken het model nog een stapje ingewikkelder. De noten kunnen niet alleen bewaard worden, ze kunnen ook worden ingezet om een stuk gereedschap van te maken. Nu kun je met de noten dus drie verschillende dingen doen: je kunt ze meteen opeten, je kunt ze gewoon bewaren (laten liggen, sparen) of je kunt ze bewerken om er gereedschap van te maken. Nu kan Robinson niet alleen sparen, hij kan ook investeren. Waarom zou Robinson investeren? Het idee is dat als je nu noten gebruikt om er gereedschap van te maken, dat je dan in de toekomst met minder tijd meer noten kunt rapen of plukken. Je maakt van de noten bijvoorbeeld stokken of scheppen die je arbeidsproductiviteit in de toekomst vergroten. Ook bij een stationaire groei (of nulgroei) zul je moeten blijven investeren omdat machines en apparatuur verslijt en/of onderhoud behoeft.

Investeren zal Robinson alleen maar doen als hij daar een positief rendement van verwacht. De tijd die hij nu nodig heeft om het gereedschap te maken moet meer dan goed worden gemaakt door de tijd die hij in de toekomst uit kan sparen door snellere pluk of vangst. De verhouding tussen toekomstig bespaarde tijd versus nu extra benodigde tijd zouden we hier de reële rentevoet kunnen noemen. Hoe hoger deze rentevoet hoe meer Robinson geneigd is nu minder te consumeren en meer tijd te stoppen in de productie van ‘machines’. Let op: ook bij een eenpersoonseconomie kan dus sprake zijn van een rentevoet (hebben we later nodig bij de behandeling van Greco). Maar de voordelen van de rente komen geheel en al ten goede aan Robinson zelf, het is zijn extra inspanning in het heden versus zijn eigen beloning in de toekomst.

Lees verder

Greco: the end of money (1)

The end of money

 

Een aantal weken gelden zijn we in het kader van slimme financiering op het thema van alternatieve geldsystemen gekomen. Ik zei al eerder dat dit een hele nieuwe wereld is, ook voor ons. Maar ondanks de overvloed aan informatie, is er ook veel kaf tussen het koren. Na wat speurwerk heb ik besloten eens te starten met een recent werk van Thomas Greco. Greco is iemand die als sinds de jaren 80 op dit thema zit en inmiddels een van de bekendste namen op het gebied is. Ik neem een recent werk van hem als uitgangspunt voor verdere discussies over en afbakeningen van het thema alternatieve geldsystemen.

Ik heb besloten uitvoerig op dit boek in te gaan. Inclusief een uitgebreide inleiding van mezelf betekent dat een serie van een aantal blogs die op elkaar voortborduren. Ik weet nog niet hoeveel blogs ik nodig heb maar ik zal ze netjes nummeren en er komt er om de 1-2 weken eentje bij.

Voordat ik op de inhoud van Thomas Greco ‘The end of money’ (2009) in ga, is het handig eerst een economisch-theoretisch kader neer te zetten. Misschien een lange inleiding, maar het voorkomt misverstanden en later bij de bespreking van Greco bespaart het ook weer tijd.

Eén enkel persoon: Robinson Crusoë

De arbeidsbeslissing

Voor de duidelijkheid vind ik het handig helemaal terug te gaan naar de kern van de economie. Stel er is maar 1 persoon op de wereld (en dat is dus de metafoor van Robinson Crusoë op het onbewoonde eiland), hoe ziet het plaatje er dan uit? Robinson heeft eigenlijk twee dingen tot zijn beschikking: tijd en een eiland met spullen om zich heen. Die spullen, laten we zeggen noten, liggen op het eiland maar om ze op te kunnen eten moet hij moeite doen, hij moet de noten oprapen en openmaken voordat hij ze kan eten. In wezen is hier het economische vraagstuk: hoeveel van mijn (vrije) tijd moet ik opofferen om tot een bevredigende consumptie te komen? Afhankelijk van hoeveel moeite het hem kost de noten te vinden en open te maken (in economisch jargon: de productiefunctie) enerzijds en hoeveel honger hij heeft en hoe lui hij is (zijn voorkeur voor consumptie en vrije tijd, in economisch jargon: de nutsfunctie) anderzijds, bepaalt hij de optimale hoeveelheid arbeid die hij naar de ‘markt’ brengt. Zijn ‘reële loon’ is nu in feite hoeveel noten hij krijgt voor een uur of een dag arbeid.

Lees verder

Verdienmogelijkheden (19): recreatie

Het aanbieden van recreatieve diensten kan investeringen in water, groen en cultuurhistorie rendabel maken. Als voorbeeld wordt genoemd Waterdunen in Zeeland. Daar is vanuit particuliere bronnen 80 miljoen Euro geïnvesteerd in omgevingsgroen en het verbeteren van een verwaarloosde omgeving. In ruil hiervoor zijn recreatieve voorzieningen in het gebied gekomen die kwaliteit bieden aan recreanten die daarvoor willen en kunnen betalen.

Wat zit bij dit soort oplossingen in de weg (volgens de auteurs)? De meeste ondernemers in deze recreatieve sector zijn klein en slecht georganiseerd. De oplossing is het stimuleren van ketendenken en bewustwording van wensen van doelgroepen.

Kanttekening. Alleen grote kapitaalkrachtige bedrijven zijn in specifieke gevallen en onder randvoorwaarden bereid dit soort grote investeringen te doen. Ik ben reuze benieuwd in een bijbehorende (gebieds-) exploitatie. We zullen ook betere voorbeelden moeten vinden in deze hoek dan de bekende golfbanen of luxe huizenparkjes die niet vrij toegankelijk zijn en ook geen echte voorbeelden zijn van gevarieerd groen.

Alternatief geldsysteem (3)

Vandaag, 21-10-2011, een passend artikel over de crisis en de rol van banken daarin van de hand van Bernard van Praag (oud hoogleraar economie) in de Volkskrant. Strekking van het verhaal is dat banken een bijzondere eigenschap hebben. Ze kunnen namelijk zelf ‘geld’ maken. Door het verdwijnen van de scheiding tussen gewoon bankieren en zakelijk bankieren enerzijds en het aanhouden van steeds lagere buffers anderzijds, is op grote schaal misbruik van dit voorrecht gemaakt. Ook voor gewone spaarders kan het daarom flink misgaan doordat de banken nu praktisch failliet kunnen gaan. Door misbruik van de bijzondere positie worden te grote risico’s genomen die afgewenteld kunnen worden op spaarders en de belastingbetaler. Nog los van de enorme effecten die het afnemende vertrouwen heeft op de echte economie en de levensomstandigheden van miljoenen mensen. Voorwaar een perverse causaliteit. Van Praag sluit niet uit dat er binnen afzienbare tijd nog grote banken failliet zullen gaan. Hij stelt voor de oude scheiding weer in ere te herstellen. Maar nog zal dat niet voldoende zijn: er moeten regels worden gesteld aan speculatieve bewegingen van grote hoeveelheden geld over de aardbol. Wat we nodig hebben, aldus Van Praag, is een nieuwe Pieter Lieftinck. Maar niet voor Nederland, minstens voor Europa.

Een paar dagen geleden kwam Ronald Plasterk ook al met een stappenplan voor het beteugelen van banken en de inherente risico’s van de huidige praktijk. Nadenken over alternatieve geldsystemen (of bestaande geldsystemen maar dan wel met andere spelregels) is zo vreemd nog niet dus.

Rudy van Stratum

Verdienmogelijkheid (18): parkmanagement

De kern van deze mogelijkheid is wederom simpel. Bedrijventerreinen verloederen na verloop van tijd waardoor extra kosten voor de eigenaars en/of gebruikers ontstaan. Deze kosten kunnen deels worden voorkomen door in een vroegtijdig stadium gezamenlijk het beheer en onderhoud te organiseren. Stelling is dat de lifetime kosten en opbrengsten voor alle betrokkenen hierdoor omlaag gaan. Wat is het probleem dan? Het probleem is dat bij gebrek aan regie of dwang freeriders wel profiteren van de voordelen zonder hun deel te betalen. De oplossing is daarmee ook vrij simpel: wetgeving die bepaalt dat bij meerderheid van stemmen afspraken bindend worden voor alle betrokkenen. Als gemeenten vervolgens verantwoordelijkheid nemen bij de handhaving zou dat tot uitdrukking moeten komen in een verhoogde kwaliteit en veiligheid evenals verlengde levensduur en lagere lifetime kosten voor bedrijventerreinen.

Verdienmodellen (17): onderwijs

Ook bij deze verdienmogelijkheid is in de praktijk nog veel winst te halen. De nadruk ligt hier op gebouwen en de kosten die gepaard gaan met de huisvesting van onderwijs. Onze eigen ervaring bij de (begeleiding van de) bouw van scholen is dat het begint bij goed opdrachtgeverschap. Dat betekent dat de school (het bestuur) goed moet weten wat het wil en daar op moet sturen. Wij proberen die wensen te inventariseren met betrokken partijen en maken daar een visuele plaat van. Zo’n ‘plaat’ krijgt het karakter van een anker waar steeds aan gerefereerd kan en mag worden: dit is onze ambitie en zo zien we het graag gebouwd worden.

Op enig moment komt de architect in beeld. De keuze van de architect is belangrijk. Alle architecten vinden van zichzelf dat ze duurzaam ontwerpen, de praktijk leert helaas dat de werkelijkheid veel genuanceerder is. Vraag de architect naar wat hij op dit gebied eerder heeft gepresteerd. Vervolgens ontpoppen architecten zich vaak als kunstenaars die uit een bepaalde ‘school’ komen en vooral ook oog hebben voor de esthetica en de opbouw van hun eigen portfolio. Niet hoe mooi het gebouw is bepaalt het succes, maar de mate waarin de architect de ambities uit de ambitiekaart kan waarmaken. We zoeken geen kunstenaars maar vakkundige dienstverleners.

De praktijk leert dat bestaande (nog niet geoptimaliseerde) ontwerpen van schoolgebouwen 10-20% goedkoper kunnen worden uitgevoerd dan aanvankelijk gedacht. Ja, soms gaat dat ten koste van wat esthetica of (meestal overbodige) franje. Het flexibel maken van het ontwerp drukt de toekomstige kosten. Ook het combineren van functies en/of het verhogen van de gemiddelde bezettingsgraad van de ruimte verlaagt de kosten. Het slim inzetten van passieve technieken die weinig onderhoud vergen draagt ook bij aan de financiële haalbaarheid van een ontwerp. Vaak kunnen extra investeringen in duurzame maatregelen betaald worden uit deze eerste optimaliseringsslag. De extra maatregelen leveren vervolgens tijdens het gebruik van het gebouw een jaarlijks rendement op en wel zodanig dat sprake is van fatsoenlijke terugverdientijden.

Dan is er in de praktijk vaak nog het dilemma van de scheiding van eigendom en gebruik. De partij die de investering doet geniet niet altijd de voordelen die met de investering gepaard gaan. Daar is meestal wel een mouw aan te passen door het opstellen van een (juridische, economische) constructie die de voordelen op een aanvaardbare manier tussen de betrokken partijen herverdeelt.

Verdienmogelijkheden (16): ondergrond

Dit is forse verdienmogelijkheid. Het betreft de ondergrond en wat we daar jaarlijks in investeren. Allerlei partijen maken de ondergrond los van elkaar open en stoppen daar dan spullen (kabels, leidingen etc) in. Dat kan beter! Ik denk hierbij aan het concept  van slimbouwen (elder besproken op deze site) maar dan toegepast op de openbare ruimte.

Om te beginnen is het technisch en economisch al mogelijk de ondergrond niet of nauwelijks nog te hoeven aanspreken. Bij de aanleg van een wijk worden op die manier enorme uitgaven bespaard (minder grondverzet, kortere doorlooptijden, sneller bouwen, minder bekabeling, minder onderhoud). Het gaat hier niet om peanuts maar om serieus werk. Als er dan toch spullen in de grond moeten, doe het dan zo slim, modulair, geïntegreerd en toekomstvast mogelijk. Op dit moment zijn al wijken in voorbereiding in Nederland waar zo ontworpen wordt. In Japan gebruikt men megabuizen onder het wegprofiel die onderhoud mogelijk maken zonder continue graafwerkzaamheden of verkeershinder.

Verdienmogelijkheden (15): mobiliteit

Deze verdienmogelijkheid vertrekt niet vanuit de infrastructuur (zoals de vorige verdienmogelijkheid 14) maar vanuit de soort die er gebruik van maakt (de modaliteit van vervoer dus). Eigenlijk stellen de auteurs dat het met name de auto is in de binnensteden (al dan niet via de buitenring) die zorgt voor de files. Oplossing: maak minder gebruik van de auto en meer van fiets, riksja en openbaar vervoer. Vervolgens concluderen we dat hier alleen maar voordelen aan verbonden zijn: net zo snel, minder ruimte in beslag nemend, minder files, minder druk op begroting, beter voor gezondheid en luchtkwaliteit.

Aan deze mogelijkheid had ik nog niet gedacht. Wat zou de reden zijn waarom dit nog niet grootschalig is opgepakt? Dat komt door de ‘ruimtelijke en mentale dominantie van de automobiliteit’. De oplossing hiervan zit hem dus in het doorbreken van deze dominantie. En dat doe je door ’te komen tot een fundamentele herinrichting van mobiliteitsruimte’. Ja, zo simpel kan het dus soms ook zijn.

Verdienmogelijkheden (14): infrastructuur

Deze verdienmogelijkheid vertrekt vanuit de gedachte dat wegen overbezet zijn, tot files leiden en daarmee hoge kosten veroorzaken. Verder is de aanname dat meer dan 80% van het verkeer op de drukke ringwegen om steden lokaal van karakter is. Ergo: verbeter de infrastructuur in de binnensteden, verleid verkeersdeelnemers om zich binnenstedelijk te bewegen en schep daarmee ruimte op de ringwegen. Het is dus een afweging om meer te investeren in de binnenwegen en te besparen op de buitenwegen. De besparingen bestaan uit: minder asfalt, minder geluidsschermen, minder onderhoud en renteverlies, minder fileverliesuren.

Dit lijkt me een serieuze verdienmogelijkheid. Deze kan ook beleidsmatig ondersteund worden (de auteurs noemen Vancouver / Canada waar de auto de fiets en openbaar vervoer voor moeten laten gaan). Een dilemma is dat het verschillende partijen zijn die over binnen respectievelijk buitenwegen gaan. Een geïntegreerde doorrekening komt dan niet snel van de grond. Een oplossing van dit dilemma is het aanwijzen van ‘integrale vervoersautoriteiten’ (sic!).