Verdienmogelijkheden (5): delfstoffenwinning

Wat deze verdienmogelijkheid eigenlijk zegt is: als je iets op een locatie wilt doen, dan is het handig als er waardevolle spullen in de ondergrond zitten. Die waardevolle spullen kun je dan namelijk verkopen waardoor je een hoger budget beschikbaar hebt dan je zonder die waardevolle spullen zou hebben. In de praktijk in Nederland gaat het dan voornamelijk om zandwinning en grindwinning. Voorbeelden zijn de realisatie van de Grensmaas in Limburg en de herinrichting van de Veluwerandmeren. Er zijn wel wat mitsen en maren. Om te beginnen moet er maar net wat waardevols onder de grond zitten, anders ben je snel klaar. Dan is nog een punt dat de baten van deze delfstoffenwinning sterk conjunctuurafhankelijk zijn (lijkt me een luxe probleem vergeleken met het eerdere punt van non-aanwezigheid). Tenslotte is er nog sprake van (niet altijd even duidelijke) afdrachten aan het Rijksvastgoed- en ontwikkelbedrijf.

Rudy van Stratum

Verdienmogelijkheden (4): cultuur

Met deze verdienmogelijkheid wordt bedoeld het betrekken van de kansen die kunst en cultuur biedt bij de gebouwde omgeving. Kunst en cultuur kunnen een (economische) bijdrage aan een gebied leveren (zie bijvoorbeeld dit eerdere artikel op deze site). Succesvolle musea trekken bezoekersstromen aan, door meer ketensamenhang tussen de verschillende voorzieningen in een gebied (ik denk hier maar aan het beter laten aansluiten van de bus en de trein als metafoor) blijven bezoekers langer in een gebied en geven ze meer uit. De stijgende inkomsten van deze langer blijvende bezoekers vormen een bredere economische basis van de ontwikkeling van de regio. De verschillende betrokken culturele instituties (ketenpartners) zouden zich meer bewust moeten worden van de kansen die deze samenhang biedt, het cahier pleit hier voor meer ondernemerschap bij kunst en cultuur zodat ze eerder en beter werk maken van de samenhangende arrangementen (sorry voor het jargon, maar ik probeer dicht bij de oorspronkelijke tekst te blijven 🙂 ).Lees verder

Verdienmogelijkheden (3): bouw

Met de verdienfactor ‘bouw’ wordt hier bedoeld dat door verdere ketenintegratie voor, tijdens en na de bouw kosten kunnen worden bespaard bij gelijkblijvende of hogere kwaliteit. Dit fenomeen wordt ook wel integraal ontwerpen en bouwen genoemd. Vanaf het eerste moment moet helder zijn wat voor wie en met welke reden iets gebouwd gaat worden. Alle betrokken partijen werken van meet af aan samen om dat doel, de beste oplossing voor de vraag van de klant, te bereiken tegen minimale kosten. En de keten bestaat uit vele partijen: opdrachtgever, architect, aannemer, adviseur, installateur, gebruiker en zo verder. Lees verder

Verdienmogelijkheden (2): bestemmingsheffing

Deel 2 van het 29-delige feuilleton over verdienmogelijkheden. De tweede is bestemmingsheffing. Waar gaat het over? Iemand koopt (‘goedkoop’) grond aan  bij de dan geldende vaak beperkte bestemming van die grond. Logisch: als je weinig mag en kunt op de grond dan is de prijs daarvan laag. Als nu de bestemmingsmogelijkheden die bij die grond horen toenemen (bijvoorbeeld door een besluit van de gemeenteraad) dan neemt de waarde van die grond zomaar toe. Zo’n onverwachte prijsstijging wordt in de economie een ‘windfall profit’ genoemd: je hebt er zelf part noch deel aan gehad, hij komt je zomaar toewaaien. Vanzelfsprekend houdt een calculerende projectontwikkelaar rekening met het feit dat de grond in de toekomst een andere en ruimere bestemming kan krijgen. Een ontwikkelaar heeft dan een speculatief motief (grondspeculatie). De redenering is nu dat zo’n plotselinge waardestijging wordt veroorzaakt door publieke middelen (nabijheid van voorzieningen etc) en dat deze winst dus ook moet toevallen aan de gemeenschap. Vooraf zouden bij de aankoop van grond voorwaarden kunnen worden opgenomen over (gedeeltelijke) afroming van mogelijke toekomstige winsten bij doorverkoop. Dit tempert speculatieve grondhandel en levert de gemeenschap alsdan extra middelen op. Een dergelijke constructie bestaat al in Groot-Brittanie (‘creaming off betterment’). Leuke verdienmogelijkheid maar dit ligt politiek gevoelig. Los daarvan heeft zo’n maatregel een aantal mogelijke ongewenste bijeffecten die je ook zult moeten handlen.

Verdienmogelijkheden (1): beheer

Deel 1 van het 29-delige feuilleton over verdienmogelijkheden. De nummering is alfabetisch en beheer is de eerstgenoemde mogelijkheid. Beheer is een klassieker. Ik wil hem gelijk stellen aan Onderhoud (niet genoemd in publicatie), dus we hebben het over onderhoud en beheer. De kern is dat je naar de totale kosten en opbrengsten van een maatregel of investering kijkt gedurende een langere tijdshorizon. Als een maatregel aanvankelijk een hogere ‘inleg’ vereist dan hoeft dat geen punt te zijn als je die terug verdient doordat je jaarlijks lagere uitgaven hebt in verband met onderhoud, reparaties en zo verder. Zo simpel dat verdere uitleg overbodig is. Toch is de theoretische logica in de praktijk niet zo vanzelfsprekend. Soms wordt de afweging korte versus langere termijn wel degelijk gemaakt maar is het hogere bedrag ‘upfront’ niet beschikbaar. Dat is nu precies waar financiering (iemand anders schiet het bedrag dan tegen een vergoeding voor) een uitkomst is. Maar meestal wordt de afweging helemaal niet expliciet gemaakt. Mensen handelen vaak niet zo rationeel als het leerboekje ons wil doen laten geloven. Vaak wordt er niet zover vooruit gekeken en/of is het lastig (‘gedoe’) om draagvlak te krijgen voor het hogere geldbedrag vooraf.  Een andere reden waarom niet rationeel wordt gehandeld is dat de aanschaf uit een andere potje gebeurt dan het onderhoud. Een andere afdeling is verantwoordelijk voor beheer en onderlinge afstemming daarover vindt niet of nauwelijks plaats. De publicatie meldt nog als reden waarom beheer niet de aandacht krijgt die het verdient: beheer is weinig sexy bij bestuur en politiek waardoor veel aandacht uitgaat naar nieuwe ontwikkelingen. Duurzaamheid vereist dus dat we langer vooruit kijken en dat afdelingen onderling beter samenwerken. Open deuren natuurlijk.

Verdienmogelijkheden (‘Nederland boven water’)

Onlangs is een boekwerkje verschenen getiteld ‘Verdienmogelijkheden’ met als ondertitel ‘cahier gebiedsontwikkeling’. Het is een uitgave onder de vlag van innovatieprogramma ‘Nederland Boven Water’. Het gaat hier om een langjarig programma waar (denk ik) nogal wat geld achter zit  en waar ook zware mensen uit bedrijfsleven en overheid in allerlei gremia zijn vertegenwoordigd. Het thema verdienmogelijkheden heeft mijn aandacht en mijn verwachtingen waren hoog gespannen toen ik van dit boekwerkje hoorde. Om mijn verwachting vooraf te toetsen had ik al een powerpointpresentatie met de hoofdlijnen gedownload en dat smaakt naar meer. Je kent dat wel, je wordt lekker gemaakt en uiteraard moet je dan het boekje zelf bestellen. Voor 25 Euro heb ik dus het boekje bij bol.com besteld. Om maar met de deur in huis te vallen: toen ik het boekje uit de verpakking was de teleurstelling groot. Een flinterdun boekje met wat grote letter teksten en plaatjes. Eigenlijk de powerpoint presentatie maar dan op mooi papier afgedrukt en nog wat teksten ervoor en erna. En dat voor 25 Euro en voor zo’n groot en zwaar opgezet initiatief.

Maar goed, dat was mijn eerste indruk. Uiteraard heb ik het boekje zelf ook gelezen. Dat gaat makkelijk in minder dan een uur. U ziet dat ik me probeer in te houden en dat het me niet goed lukt. Ik vind 25 Euro gewoon te veel voor een flyer. Ik had er meer van verwacht, ik ben en blijf teleurgesteld. Stoppen nu met dat gevoel, even zakelijk worden.

Laat ik beginnen met wat ik er goed aan vind. Goed is het initiatief zelf. In deze tijden is er echt behoefte aan meer inzicht in hoe je zaken voor elkaar kan krijgen die zich op langere termijn terug verdienen maar die om wat voor reden dan ook (gebrek aan ambitie, politieke impasse, liquiditeitsprobleem etc) niet van de grond komen. Ook goed is de inleiding van het boekje waar een duidelijke signaal functie vanuit gaat, zeker omdat Nederland boven Water een ‘zwaar’ initiatief is met grote namen erachter. Ook goed, tenslotte, is dat er 29 verdienmogelijkheden op een rijtje zijn gezet. Dat vormt een mooi overzicht waar je makkelijk naar terug kunt grijpen als je om inspiratie verlegen zit.

Wat ik er minder goed aan vind dan. Het ontbreekt aan een overkoepelend theoretisch kader waarin de begrippen en hun onderlinge relaties duidelijk worden gemaakt. Het ontbreekt aan duidelijke cijfermatig uitgewerkte didactische voorbeelden. Het was fijn geweest als er met een paar standaard financiële uitgangspunten voorbeelden concreet waren uitgewerkt. Je zou dan ook die uitwerkingen op een rijtje kunnen zetten en in categorieën kunnen indelen: welke aanpakken lenen zich nu voor welke problemen, welke leveren vooral in het begin wat op en welke later in de tijd. Waar gaat het om echte rendementen en waar om publieke rendementen. Waar moet uiteindelijk toch geld bij en waar niet. Waar kunnen private partijen het oplossen en waar is de overheid nodig en in welke rol. Dan de voorbeelden (of praktijkcasussen) die bij de verdienmogelijkheden worden gegeven. Die hebben in mijn ogen het karakter van halve reclame-uitingen, ze zijn onvoldoende uitgewerkt en onvoldoende neutraal en kritisch met eigen inspanning van de onderzoekers bekeken en beoordeeld, het zijn bij wijze van spreken de woorden van de wethouder die het lintje doorknipt zelf. Hier had ik een meer objectieve, neutrale, diepergravende toets en uitwerking willen zien, een kijkje achter de schermen waar we met zijn allen wat van kunnen leren.

Wat ik kan doen is de 29 verdienmogelijkheden doorlopen en van commentaar en reflectie voorzien. Ik maak er een feuilleton in 29 afleveringen van. Als ik uiteindelijk niets toevoeg aan wat er al in het boekje staat, dan spaar ik u in ieder geval die 25 Euro uit. Dus het volgende bericht zal ‘Verdienmogelijkheden (1): beheer’ heten. Het laatste ‘Verdienmogelijkheden (29): zorg’.

Rudy van Stratum

 

 

Slimbouwen en ‘innovation by addition’

Via het initiatief van deze site kwamen we uit op het concept van slimbouwen, www.slimbouwen.nl. Ik ben meteen getriggerd door wat ik lees op deze site. Het is lastig te achterhalen waar het hier nu precies om gaat. Wie zijn de initiatiefnemers? Wat zijn de belangen? Is het een idee of zitten er ook echte producten achter? Even denk je: hier zitten wat partijen bij elkaar die even wat minder werk hebben en vanuit commercieel belang een leuke noemer hebben bedacht.

Het lijkt erop dat het initiatief is terug te voeren op de persoon van prof Jos Lichtenberg van de TU Eindhoven. In 2004 sprak hij een rede uit over het achterblijven van echte innovaties in de bouw. Ik heb die rede er eens bij gehaald. Interessant leesvoer. Lichtenberg wijst erop dat de Romeinen 2000 jaar geleden in hoofdlijnen al dezelfde constructietechnieken beheersten als wij. Ze stapelden met steen (stapelbouw, flatgebouwen met kamertjes), werkten al met complexe koepelconstructies en kenden al sanitaire voorzieningen en (loden) waterleidingen. Eeuwenlang is er niet veel veranderd. Pas veel later tijdens de industriële revolutie is daar staal(skelet)bouw bijgekomen.

Natuurlijk kwamen er andere wensen en mogelijkheden in al die eeuwen maar het fundamentele bouwproces is niet wezenlijk veranderd. Lichtenberg stelt dat er steeds een innovatie op het bestaande werd geplakt. Het nieuwe, bijvoorbeeld het isoleren van wanden, werd een optelling bij het bestaande. Hij noemt dat ‘innovation by addition’.  Feitelijk is zo een gefragmenteerde, suboptimale, lappendeken van technieken ontstaan. Lichtenberg verbaast zich erover dat waar elders regelmatig een totaal herontwerp plaats vindt, dit in de bouw er nog niet van is gekomen. Met name de installatietechniek krijgt ervan langs. Inmiddels maken de installaties eenderde van de totale bouwkosten uit, de leidingen en bekabelingen worden als het ware achteraf in het gebouw verweven waardoor oorspronkelijke ontwerpeisen achteraf vaak geweld wordt aangedaan en het gebouw enorm inboet aan flexibiliteit (wanden even verplaatsen gaat niet meer). Omdat het zwaartepunt bij de afbouw ligt, daar veel activiteiten tegelijk en op het einde binnenin het gebouw plaats vinden, lopen daar de ‘mannetjes’ elkaar in de weg. De bouwketen is complex, gefragmenteerd en elke schakel doet zijn ding vanuit een beperkt eigen perspectief. Ook wordt de keten gedomineerd door enkele spelers die een centrale plek in de sturing innemen (aannemers, projectontwikkelaars) en daar hun eigen belangen hebben. Tesamen met de complexiteit een goede verklaring voor de (ongewenste) status quo.

Lichtenberg komt nu vrij snel in zijn betoog met een alternatief. Te snel naar mijn mening. De oplossing ligt redelijk voor de hand. Ontwerp gebouwen vanuit de werkelijke behoefte van de toekomstige bewoners, zorg voor sequentiele processtappen van ontwerp naar oplevering (zodat mensen elkaar niet in de weg lopen), maak gebruik van modulaire concepten die met grote volumes en prefab tot een daling van kosten leidt, bouw toekomstige flexibiliteit in, kijk niet alleen naar de investeringskosten maar kijk naar de totale levensduur en zo verder. Allemaal prima.

Wat nog mist is hoe je de bestaande status quo doorbreekt. Ik denk altijd dat als een ongewenste situatie desondanks maar in stand blijft, dat daar dan goede redenen voor zijn. Er is sprake van economische belangen, van gemakzucht, van ingesleten patronen en zo verder. Omgekeerd, er ontbreekt bij de beslissers zelf een sense of urgency. Blijkbaar gaat er voor hen nog niet zo veel fout waardoor ze echt in beweging moeten komen. Dat het anders en beter kan, dat zullen ze zelf ook wel door hebben vermoed ik. En zo kom ik weer uit bij de website of het initiatief slimbouwen. Ik denk dat dit precies de kern is: het gaat om een initiatief (het is geen technisch concept, meer een visie of strategie) die als het ware een oproep is voor iedereen die zich aangesproken voelt op deze manier anders te gaan denken en werken. Als een soort zwaan-kleef-aan zou de bal dan moeten gaan rollen. Maar ik kan vanuit de site niet goed zien hoe het er mee staat. Welke partijen zijn aangesloten? Waarom, wat is hun motivatie? Zitten ze op cruciale plekken in de keten zodat ze ook een verandering kunnen afdwingen? Hebben ze inmiddels (we zijn anno 2011 7 jaar verder in de tijd) al wat bereikt? Hoe reageert de traditionele achterban op de early adaptors? Misschien leest Lichtenberg of een van zijn mensen dit stukje wel en vult hij zijn site aan met een update. Ik ben benieuwd.

Via slimbouwen is ook een artikel te vinden dat een verslag vormt een rondetafelgesprek met meerdere van die early adaptors uit de bouwketen. Hier zitten fraaie eye-openers waar ik graag in een apart stukje aandacht aan wil schenken.

Rudy van Stratum